Bindend advies GcZ, 27 november 2023, SKGZ202201873
- 202201873
Uitspraak
Verzoeker heeft aan de commissie verzocht te beslissen dat (i) de brilvergoeding van juli 2021 ten bedrage van € 100,- aan hem wordt uitbetaald, (ii) er geen betalingsachterstand is, (iii) de aanvullende verzekering wordt hersteld en (iv) hem een bedrag van € 150,- toekomt bij wijze van schadevergoeding. De ziektekostenverzekeraar heeft gesteld dat bij verzoeker een premieachterstand bestond waardoor hij mocht overgaan tot verrekening van de vergoeding van de bril. De ziektekostenverzekeraar heeft dit in de diverse brieven en e-mails aan verzoeker uitgelegd. Gelet op de betalingsachterstand mocht de ziektekostenverzekeraar de aanvullende ziektekostenverzekering beëindigen. De commissie overweegt dat uit de overzichten van de ziektekostenverzekeraar blijkt dat er ten tijde van de behandeling van de nota van de bril een betalingsachterstand was. De ziektekostenverzekeraar mocht dan ook de vergoeding voor de bril verrekenen met de achterstand. Het e-mailbericht van 29 juli 2021, waarin is toegezegd dat de brilvergoeding aan verzoeker zou worden uitbetaald, is onjuist. Verzoeker had, gelet op de eerdere berichten, meer in het bijzonder de brief van 22 juli 2021 over de verrekening, niet erop mogen vertrouwen dat hij het geld daadwerkelijk zou ontvangen. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat het financiële overzicht van de ziektekostenverzekeraar niet juist is en dat hij, zoals onder andere door hem is gesteld, over 2022 teveel premie heeft betaald. Alle betaalbewijzen die verzoeker heeft overgelegd komen voor op het overzicht van de ziektekostenverzekeraar. Nu sprake is van een betalingsachterstand mocht de ziektekostenverzekeraar de aanvullende ziektekosten verzekering beëindigen. Voor toekenning van een schadevergoeding bestaat geen aanleiding.
Uitspraak Bindend advies GcZ, 27 november 2023, SKGZ202201873