Bindend advies GcZ, 20 mei 2025, SKGZ22401110

Uitspraak

Verzoekster heeft aan de commissie verzocht te bepalen dat: 1) de zorgverzekeraar verantwoordelijk is voor het vervoer via het vervoersbedrijf; 2) het vervoersbedrijf - en daarmee de zorgverzekeraar – hierbij in gebreke is gebleven; 3) die situatie een onacceptabele hoeveelheid overlast, stress en onkosten heeft veroorzaakt; 4) de zorgverzekeraar daarom gehouden is de in 2023 en 2024 gemaakte vervoerskosten volledig te vergoeden; 5) de zorgverzekeraar verzoekster expliciet de opdracht heeft gegeven het vervoer te regelen door middel van een taxibedrijf; 6) de zorgverzekeraar om die reden tevens gehouden is voor de onder 5 genoemde opdracht een redelijke vergoeding aan verzoekster te betalen. Volgens de zorgverzekeraar is hij inderdaad verantwoordelijk voor het vervoer via het vervoersbedrijf en is het vervoersbedrijf in gebreke gebleven. Dit laatste geldt echter niet voor hem, en het verzoek dient daarom te worden afgewezen. De commissie overweegt dat tussen partijen geen geschil meer bestaat over de verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar voor het vervoer door het gecontracteerde vervoersbedrijf en dat het vervoersbedrijf hierbij ook naar het oordeel van de zorgverzekeraar in gebreke is gebleven. Ten aanzien van het vervoersbedrijf is de commissie echter niet bevoegd. Verder geldt dat niet kan worden geconcludeerd dat de zorgverzekeraar in gebreke is gebleven. De commissie ziet ter zake het zittend ziekenvervoer geen aanleiding om te bepalen dat aanspraak bestaat op een hogere vergoeding dan het reeds door de zorgverzekeraar aan verzoekster toegekende bedrag. Door verzoekster is het bestaan van andersluidende afspraken niet aannemelijk gemaakt. Het verzoek wordt daarom afgewezen.