Bindend advies GcZ, 5 april 2023, SKGZ202202083
- 202202083
Uitspraak
Verzoeker is gevallen in zijn woning, waardoor hij letsel aan zijn gebit heeft opgelopen. Op de avond van het ongeval had verzoeker alcohol genuttigd. De tandarts heeft namens verzoeker een aanvraag ingediend voor een tandheelkundige behandeling, waarop door de ziektekostenverzekeraar afwijzend is beslist. De commissie overweegt dat in artikel D.8.6. van de voorwaarden is opgenomen dat de ziektekostenverzekeraar de kosten van mondzorg die het gevolg zijn van het nuttigen van voedsel of drank niet vergoedt. Uit de aanvraag en het rapport van de huisartsenpost blijkt dat verzoeker 'te veel' alcohol had genuttigd. Verzoeker is er niet in geslaagd dit te weerleggen. Ook heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat het ongeval een andere oorzaak had, zoals flauwvallen als gevolg van zuurstoftekort in de hersenen. De commissie acht het daarom aannemelijk dat de kosten van de tandheelkundige behandeling het gevolg zijn van het nuttigen van drank. Het beroep van verzoeker op artikel 6:238, tweede lid, BW vanwege onvoldoende duidelijkheid of begrijpelijkheid van voornoemde bepaling slaagt niet. De ziektekostenverzekeraar heeft de aanvraag van verzoeker terecht afgewezen op grond van artikel D.8.6. De commissie wijst het verzoek af.
Uitspraak Bindend advies GcZ, 5 april 2023, SKGZ202202083