Bindend advies GcZ, 16 oktober 2023, SKGZ202201833
- 202201833
Uitspraak
De ziektekostenverzekeraar heeft in 2021 besloten de zorgverzekering en de aanvullende ziektekostenverzekering van verzoeker met terugwerkende kracht te beëindigen. Dit omdat door de ziektekostenverzekeraar werd getwijfeld aan de verzekeringsplicht van verzoeker en laatstgenoemde niet meer reageerde op correspondentie. Of deze beëindiging terecht heeft plaatsgevonden kan in deze procedure in het midden blijven, omdat de ziektekostenverzekeraar later heeft besloten de beëindigde verzekeringen met terugwerkende kracht te herstellen. Nadat op de polis van verzoeker een betalingsachterstand was ontstaan, heeft de ziektekostenverzekeraar de aanvullende ziektekostenverzekering met ingang van 1 september 2022 opnieuw beëindigd. De commissie overweegt dat op 1 september 2022 weliswaar sprake was van een betalingsachterstand, maar niet is komen vast te staan dat verzoeker de brieven heeft ontvangen waarin hij op deze achterstand is geattendeerd en tot betaling van het achterstallige bedrag is aangemaand. De aanvullende ziektekostenverzekering dient dan ook met terugwerkende kracht te worden hersteld. Verzoeker heeft in oktober 2022 met de ziektekostenverzekeraar een betalingsregeling afgesproken. De commissie acht niet aannemelijk dat dit onder dwang is gebeurd, zoals door verzoeker is betoogd. Tot slot heeft verzoeker vergoeding van twee Duitse ziekenhuisnota's gevorderd. Het staat vast dat de ziektekostenverzekeraar verzoeker in dat verband heeft verzocht om aanvullende informatie. Partijen verschillen van mening of de desbetreffende informatie door verzoeker al dan niet is overgelegd. Wat daarvan ook zij, vaststaat dat de ziektekostenverzekeraar nog geen inhoudelijke beslissing op de beide ziekenhuisnota’s heeft genomen. De commissie is om die reden niet bevoegd hierover een uitspraak te doen.
Uitspraak Bindend advies GcZ, 16 oktober 2023, SKGZ202201833