Bindend advies GcZ, 13 december 2023, SKGZ202300755
- 202300755
Uitspraak
Verzoeker heeft aan de commissie verzocht te beslissen dat de ziektekostenverzekeraar is gehouden de kosten van het plaatsen van een viertal kronen en een brug, ten bedrage van € 3.279,20, te vergoeden vanuit de ongevallendekking van de aanvullende ziektekostenverzekering. De ziektekostenverzekeraar heeft gesteld dat niet is gebleken dat de schade aan het gebit het gevolg is van een ongeval. Zo is door de tandarts geen traumaverslag gemaakt. De commissie concludeert dat een ongeval met de fiets heeft plaatsgevonden, waarbij het tijdstip van deze gebeurtenis overigens niet bekend is. Dat hierdoor schade is ontstaan aan de zesdelige brug, heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt. Hoewel de tandarts in zijn verklaringen van 30 oktober 2022 en 3 november 2022 eenduidig is met betrekking tot de oorzaak van de tandheelkundige problemen, te weten een ongeval met de fiets, volgt dit niet uit de door hem op 18 mei 2022 en 27 juni 2022 opgestelde nota's. Hierop worden noch een spoedconsult noch andere behandelingen genoemd die verband kunnen houden met een ongeval. Ook is hierop de behandeldatum van 4 april 2022 niet vermeld, terwijl dit voor de hand zou liggen, gelet op verzoekers verklaring omtrent de gebeurtenis. In dit verband roept ook het telefoongesprek met de ziektekostenverzekeraar op 7 maart 2022 vragen op, nu verzoeker bij die gelegenheid informeerde naar de vergoeding voor een brug. Tevens stelt de commissie vast dat door verzoeker niet is onderbouwd waarom de vergoeding die door de ziektekostenverzekeraar is verleend voor de tijdelijke brug niet juist zou zijn. Daarom houdt zij het ervoor dat van het notabedrag van € 1.012,66 terecht € 813,13 werd vergoed. De commissie beslist tot afwijzing van het verzoek.
Uitspraak Bindend advies GcZ, 13 december 2023, SKGZ202300755