Tussenuitspraak GcZ, 21 mei 2024, SKGZ202101287
- 202101287
Uitspraak
De commissie overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat verzoekster aanspraak heeft op een adequaat functionerende hulpmiddel. Aan haar is een nieuwe trippelstoel verstrekt. Partijen verschillen thans nog van mening over de zitting en de kantelinstelling van de geleverde trippelstoel. De commissie concludeert dat het de ziektekostenverzekeraar kan worden aangerekend dat verzoekster nog steeds niet beschikt over een adequaat functionerend hulpmiddel. Verzoekster heeft weliswaar een zogenoemde restitutieverzekering, maar is op grond van de verzekeringsvoorwaarden voor hulpmiddelenzorg aangewezen op door de ziektekostenverzekeraar gecontracteerde zorgaanbieders. Daarnaast heeft de ziektekostenverzekeraar in zijn brief van 5 december 2022 nog expliciet meegedeeld dat verzoekster alleen een nieuwe trippelstoel kan krijgen als zij deze afneemt bij een door hem gecontracteerde leverancier, omdat de gebruikstermijn van vijf jaren nog niet was verstreken. De commissie beslist bij wijze van tussenuitspraak dat verzoekster door de ziektekostenverzekeraar in de gelegenheid moet worden gesteld – met name door de kosten hiervan te vergoeden – om een verklaring van haar ergotherapeut in te sturen, waarin wordt vermeld wat de specificaties van de zitting met het kussen en de instelling van de zitting moeten zijn. De ziektekostenverzekeraar moet vervolgens ervoor zorg dragen dat door zijn gecontracteerde leverancier aan verzoekster een zitting wordt geleverd volgens de door de ergotherapeut vaststelde specificaties. Ook moet instelling van de zitting wordt vastgezet volgens voornoemde specificaties van de ergotherapeut. In afwachting hiervan houdt de commissie iedere verdere beslissing aan.
Uitspraak Tussenuitspraak GcZ, 21 mei 2024, SKGZ202101287