Bindend advies GcZ, 30 januari 2025, SKGZ202400535
- 202400535
Uitspraak
Verzoeker heeft aan de commissie verzocht te bepalen dat de ziektekostenverzekeraar is gehouden de kosten van zittend ziekenvervoer in de jaren 2022 en 2023 alsnog aan hem te vergoeden. De ziektekostenverzekeraar heeft vergoeding afgewezen, omdat met de berekening in het kader van de hardheidsclausule niet wordt uitgekomen op een uitkomst van 250 of meer. De commissie beslist tot afwijzing van het verzoek. Gelet op het advies van het Zorginstituut vallen controles die plaatsvinden in het kader van de nazorg, nadat de eigenlijke, primaire behandeling is afgerond, niet onder de behandeling waarvoor vervoer wordt vergoed. In dit geval gaat het om de nazorg na een niertransplantatie. Verzoeker valt daarmee niet langer onder één van de aangewezen categorieën. Voor de toepassing van de hardheidsclausule geldt dat niet kan worden geconcludeerd dat verzoeker in verband met zijn afspraken bij de kaakchirurg langdurig is aangewezen op het vervoer. Op basis van de beschikbare gegevens in het dossier wordt bij de berekening in het kader van de hardheidsclausule bij verzoeker niet uitgekomen op 250 of meer, terwijl ook anderszins niet is gebleken dat het niet verstrekken of vergoeden van het vervoer leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, zodat hij geen aanspraak heeft op vergoeding van de kosten van het door hem in de jaren 2022 en 2023 afgenomen ritten zittend ziekenvervoer.
Uitspraak Bindend advies GcZ, 30 januari 2025, SKGZ202400535