Bindend advies GcZ, 11 februari 2025, SKGZ202401001
- 202401001
Uitspraak
De ziektekostenverzekeraar heeft volgens verzoekster ten onrechte geconcludeerd dat zij fraude heeft gepleegd. Om die reden mocht de ziektekostenverzekeraar haar persoonsgegevens niet registreren in het Incidentenregister en het EVR. Daarnaast zijn volgens haar ten onrechte de gedeclareerde kosten niet vergoed, en de onderzoekskosten á € 250,-- ten onrechte van haar gevorderd. De commissie overweegt dat verzoekster een medische verklaring en twee nota's, die betrekking hebben op dezelfde behandeling, heeft ingediend. Uit het dossier blijkt dat de bedragen op deze nota's niet overeen komen. Daarnaast is de op de nota's vermelde PRP-behandeling niet aan te merken als spoedzorg. Verder is gebleken dat verzoekster ruim 3 uur voorafgaand aan de opname, die plaatsvond naar aanleiding van een ongeval, betalingen heeft verricht aan het ziekenhuis waar zij per ambulance naartoe werd vervoerd. De commissie concludeert daarom dat verzoekster het opzet heeft gehad de ziektekostenverzekeraar te misleiden. Daarom mocht de ziektekostenverzekeraar de door hem opgelegde maatregelen treffen. De door de ziektekostenverzekeraar bij de weging van de maatregelen genoemde samenspanning is door hem onvoldoende aannemelijk gemaakt. De commissie beslist daarom dat de duur van de registratie van de persoonsgegevens van verzoekster in het EVR moet worden teruggebracht naar 2 jaren. De andere getroffen maatregelen voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Met inachtneming van het voorgaande wordt het verzoek gedeeltelijk toegewezen.
Uitspraak Bindend advies GcZ, 11 februari 2025, SKGZ202401001