Bindend advies GcZ, 25 maart 2025, SKGZ202401342
- 202401342
Uitspraak
Verzoekster heeft de Geschillencommissie zorgverzekeringen (hierna: commissie) verzocht te beslissen dat zij (i) onjuist is voorgelicht over de vergoeding van de kosten van het zorghotel en (ii) de ziektekostenverzekeraar de kosten van het zorghotel aan haar dient te vergoeden. De ziektekostenverzekeraar heeft verklaard dat verzoekster geen medische indicatie had voor eerstelijnsverblijf en dat verzoekster steeds juist is geïnformeerd. De commissie overweegt dat op grond van artikel 2.12 van het Besluit zorgverzekering en artikel B.27 van de voorwaarden van de zorgverzekering aanspraak bestaat op vergoeding van eerstelijnsverblijf. In het geval van verzoekster ontbrak de noodzakelijke medische indicatie hiervoor. Voorts werd door de ziektekostenverzekeraar niet het vertrouwen gewekt dat, eventueel in afwijking van de verzekeringsvoorwaarden, toch vergoeding kon plaatsvinden. De telefoonnotities van de ziektekostenverzekeraar zijn op dit punt eenduidig. In het geschil tussen verzoekster en het ziekenhuis/de transferverpleegkundige over de informatieverstrekking kan de commissie niet treden. Waar het gaat om de informatieverstrekking door de ziektekostenverzekeraar geldt dat de verzekeringsvoorwaarden duidelijk zijn. Tijdens de telefoongesprekken met de ziektekostenverzekeraar is verzoekster correct geïnformeerd. De brochure spreekt over overleg met de huisarts, maar indien deze was benaderd zou hieruit geen medische indicatie voor eerstelijnsverblijf zijn gevolgd. De ziektekostenverzekeraar heeft onweersproken gesteld dat verzoekster naar huis mocht met thuiszorg of wijkverpleging. Het verzoek wordt afgewezen.
Uitspraak Bindend advies GcZ, 25 maart 2025, SKGZ202401342