Bindend advies GcZ, 13 oktober 2025, SKGZ202402182

Uitspraak

Verzoekster heeft aan de commissie verzocht te beslissen dat de ziektekostenverzekeraar gehouden is de kosten van de in België uitgevoerde plaatsing van een totale duimbasisprothese volledig, dan wel gedeeltelijk op basis van 75% van het bedrag dat de gangbare behandeling in Nederland zou hebben gekost, te vergoeden ten laste van de zorgverzekering. Zij heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat plaatsing van een totale duimbasisprothese vele voordelen kent. Zij kan het standpunt van de ziektekostenverzekeraar dat de behandeling niet voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk niet volgen. Daarnaast wordt de ingreep ook in een Nederlands ziekenhuis uitgevoerd. De ziektekostenverzekeraar heeft gesteld dat plaatsing van een totale duimbasisprothese bij metacarpale artrose niet voldoet aan de ‘stand van de wetenschap en praktijk’. Het betreft een experimentele behandeling, die niet onder de dekking van de zorgverzekering valt. De commissie overweegt dat het Zorginstituut op 14 mei 2025 een literatuursearch heeft gedaan. Uit het voorlopig advies van het Zorginstituut, bevestigd in het definitief advies, blijkt dat de gevonden studies concluderen dat er op korte termijn voordeel is van een CMC-1 prothese ten opzichte van een trapeziectomie met betrekking tot pijn, functie en kracht, maar dat dit effect met tijd afneemt. Daarnaast worden er meer complicaties beschreven na plaatsing van een CMC-1 prothese. Studies met langere follow-up zijn nodig. Dit wordt bevestigd in de richtlijnen. Op dit moment voldoet een totale duimbasisprothese (CMC1-prothese) bij metacarpale artrose niet aan de ‘stand van de wetenschap en de praktijk’. De commissie ziet in het door verzoekster gestelde geen aanleiding om van de conclusie van het Zorginstituut af te wijken en neemt deze over. Dit betekent dat geen sprake is van een verzekerde prestatie op grond van de zorgverzekering. Het verzoek wordt daarom afgewezen.