Bindend advies GcZ, 3 februari 2023, SKGZ202200586
- 202200586
Uitspraak
Verzoekster heeft een hoog/laagbed aangeschaft bij een niet-gecontracteerde leverancier. De kosten hiervan bedragen € 18.548,-. De ziektekostenverzekeraar heeft geoordeeld dat verzoekster een verzekeringsindicatie heeft voor dit hulpmiddel. Haar echtgenoot is hierop niet redelijkerwijs aangewezen. Vergoed wordt een bedrag van € 914,64. Dit is volgens de ziektekostenverzekeraar het marktconforme bedrag voor een éénpersoons hoog/laagbed. Van de door de ziektekostenverzekeraar ontvangen declaraties betreft 99,7% een lager bedrag. Verzoekster gebruikt voorts de prikpil vanwege ernstige menorragie (vaginaal bloedverlies) en pijn. De ziektekostenverzekeraar weigert vergoeding hiervan omdat niet wordt voldaan aan de eis met betrekking tot het Hb-gehalte. Het staat vast dat verzoekster redelijkerwijs is aangewezen op een hoog/laagbed. Voor haar echtgenoot is dit niet het geval. De vergoeding mocht daarom worden berekend op basis van een éénpersoonsbed. De ziektekostenverzekeraar heeft niet aannemelijk gemaakt dat een bedrag van € 9.274,-- niet marktconform is. De commissie stelt verder vast dat verzoekster niet voldoet aan de indicatievoorwaarden, genoemd in bijlage 2 Rzv, die gelden voor de prikpil.
Uitspraak Bindend advies GcZ, 3 februari 2023, SKGZ202200586