Bindend advies GcZ, 15 mei 2025, SKGZ202401626
- 202401626
Uitspraak
Verzoekster heeft aan de commissie verzocht te bepalen dat de ziektekostenverzekeraar is gehouden de kosten van het zittend ziekenvervoer ook na 10 januari 2023 alsnog (volledig) aan haar te vergoeden. De commissie beslist tot afwijzing van het verzoek. Tussen partijen is niet in geschil dat verzoekster niet behoort tot één van de categorieën als bedoeld onder a, b, e, f of g van artikel B.18.2 van de voorwaarden van de zorgverzekering. Verder geldt dat verzoekster niet rolstoelafhankelijk is, aangezien zij zich voortbeweegt met behulp van een rollator. Om die reden behoort zij ook niet tot de categorie van verzekerden als bedoeld onder c. Gelet op de verklaring van de oogarts van 9 november 2023 ziet verzoekster met het rechteroog 0.9 (90%) en met het linkeroog 0.6 (60%). Dit is niet een dusdanige visusbeperking dat kan worden geconcludeerd dat verzoekster behoort tot de categorie van verzekerden als bedoeld onder d. Tot slot komen de berekeningen aan de hand van de hardheidsclausule door de ziektekostenverzekeraar en het Zorginstituut niet uit op een waarde van 250 of meer, en heeft verzoekster noch het tegendeel aangetoond noch aannemelijk gemaakt dat bij haar anderszins sprake is van een andere onbillijkheid van overwegende aard indien de kosten van het vervoer voor haar rekening blijven.
Uitspraak Bindend advies GcZ, 15 mei 2025, SKGZ202401626