Bindend advies GcZ, 9 maart 2022, SKGZ202001239

Bindend advies GcZ, 9 maart 2022, SKGZ202001239

Uitspraak Geschillencommissie Zorgverzekeringen
Uitkomst: Toegewezen
Datum uitspraak: 9 maart 2022
Datum publicatie: 10 maart 2022

De verklaring van de SVB omtrent de verzekeringsplicht voor de Wlz is leidend voor het antwoord op de vraag of iemand recht heeft op een zorgverzekering.

De ziektekostenverzekeraar heeft de zorgverzekering en de aanvullende ziektekostenverzekering van verzoeker met terugwerkende kracht tot 15 mei 2019 beëindigd. Hij heeft hierbij de 'Richtlijn toepassing gerede twijfel verzekeringsplicht Zorgverzekeringswet' gehanteerd. Met ingang van 2 oktober 2019 is een nieuwe verzekering afgesloten. Verzoeker is van mening dat hij ook recht had op de zorgverzekering in de periode van 15 mei 2019 tot en met 1 oktober 2019. Hij heeft de SVB gevraagd om een verklaring omtrent zijn verzekeringsplicht uit hoofde van de Wlz, en is na ontvangst hiervan tegen de beslissing van de SVB in bezwaar gegaan. De SVB concludeerde vervolgens dat verzoeker verzekeringsplichtig is voor de Wlz van 19 mei 2019 tot en met 31 mei 2021. De ziektekostenverzekeraar heeft de ingangsdatum van de verzekering hierop verlegd naar 19 mei 2019, maar verzoeker wenst ook een zorgverzekering en aanvullende ziektekostenverzekering over de periode van 15 mei 2019 tot en met 18 mei 2019. Op 5 januari 2022 heeft de SVB verklaard dat verzoeker ook van 15 mei 2019 tot en met 18 mei 2019 verzekeringsplichtig was. De ziektekostenverzekeraar heeft de verzekering in lijn hiermee hersteld. Verzoeker wenst een verklaring voor recht dat hij recht had op een verzekering van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019. De commissie geeft deze verklaring voor recht, en bepaalt dat de ziektekostenverzekeraar gehouden is het entreegeld van € 37,-- aan verzoeker te vergoeden.

Klacht indienen

Heb je een probleem waar je met jouw zorgverzekeraar niet uitkomt, dan kun je dit aan ons voorleggen.

Ik wil een klacht indienen

Gerelateerde uitspraken